Vincenzo Nibali kende een succesvol eerste seizoen bij Bahrain Merida. De 33-jarige Italiaan eindigde zowel in de Giro (3e) als de Vuelta (2e) op het eindpodium, en won in het najaar voor de tweede maal in zijn carrière de Ronde van Lombardije. Tijd om op zijn lauweren te rusten is er echter niet voor Lo Squalo, die de blik al heeft gericht op 2018.

In een interview met Corriere dello Sport laat de viervoudig grote ronde winnaar nog maar eens weten dat Luik-Bastenaken-Luik, de Ronde van Spanje en het WK in Innsbruck hoog op zijn verlanglijstje staan. Een definitieve keuze tussen de Giro en de Tour heeft hij echter nog altijd niet gemaakt. “Ik zal pas beslissen wanneer ik het Giroparcours onder ogen heb gezien. Ik wil dolgraag terugkeren naar de Tour. Het feit dat de Giro d’Italia Sicilië zal aandoen, maakt het echter lastig om een keuze te maken.”

Tussen de regels door laat Nibali echter doorschemeren maar wat graag La Grande Boucle te betwisten. Hij ziet in het komende parcours gelijkenissen met dat van de Tour van 2014, de editie die de Italiaan op superieure wijze op zijn naam wist te schrijven. “Op sommige punten zie ik gelijkenissen, maar er zijn ook verschillen. Er moeten bijvoorbeeld veel meer kilometers aan kasseien worden getrotseerd. De 65 kilometer lange etappe door de Pyreneeën is ook een rit die zeer zwaar is. Het is mogelijk om aan te vallen in een dergelijke rit, en de koers op zijn kop te zetten.”

Dat Nibali een voorstander is van het klassieke wielrennen, blijkt als hij zijn licht laat schijnen op het geopperde voorstel de grote rondes in te korten van drie naar twee weken. “Ik ben daar fel op tegen. Op die manier vernietig je de identiteit van de koers. Een grote ronde moet elk aspect van de wielersport herbergen: vlakke etappes, beklimmingen, afdalingen en tijdritten. In een derde week komen de renners naar voren met het beste herstelvermogen en de grootste motor. Als je een grote ronde inkort naar twee weken, marginaliseer je dat aspect van het wielrennen en daarmee de kansen van bepaalde coureurs.”